De Schotse herdershond

De collie langhaar,

De Schotse Herdershond Langhaar, beter bekend als de langharige collie moet zich tonen als een hond van grote schoonheid, die staat met onverstoorbare waardigheid.
Dit vinden we terug in een anonieme uitspraak.
"Er is geen mooier, edeler, aristocratische beeld dan de Collie met zijn baas, de herder."
In de loop der jaren hebben veel mensen getracht de herkomst van de Collie te achterhalen. Helaas is het nog niemand gelukt geheel achter de waarheid te komen. Vast staat dat de mens de hond al zeer vroeg nodig had. De honden werden al heel spoedig geselecteerd op hun aanleg en wat betreft onze collie was dat het hoeden en begeleiden van vee. Omdat de collie voor deze taken veel contact met zijn baas moest hebben ontstond er een bijzondere band tussen baas en hond. De intelligente collie samen met zijn vriendelijke aard ontwikkelde zich tot een fijne gezinshond.
Voor de herkomst van de naam "Collie" zijn verschillende verklaringen. In Schotland heeft men schapen met zwarte koppen, die men "Coalleys" noemt. Een andere mogelijkheid is, dat de witte kraag ( in het Engels "collar" genoemd) hem de naam collie verleende. Ook wordt gesteld dat de naam "collie" uit een oude taal, het Gaelic stamt en dat het bruikbaar betekent. Hoe dan ook, al deze opvattingen kunnen waar zijn. De collie zou oorspronkelijk ontstaan zijn in de middeleeuwen maar kwam in de jaren rond 1876 in de schijnwerper. De toenmalige Koningin Victoria, had collies op haar landgoed en was zeer te spreken over hun karakter en het werk dat zij verrichtten. Logisch gevolg was dat de populariteit enorm toe nam. Uit beschrijvingen en oude prenten blijkt dat het uiterlijk van de collie in de loop der jaren enorm is veranderd. In het verre verleden zijn van tijd tot tijd verschillende kruisingen gemaakt. Zo zou bijvoorbeeld een kruising zijn gemaakt met de Barzoi om de lengte van het hoofd te verbeteren ook spreekt men van een kruising met de Gordon Setter

In de jaren van 1960 hadden televisie uitzendingen van "Lassie" een zeer grote (negatieve) invloed op de fokkerij in Nederland Iedereen wilde zo een verstandige hond maar de teleurstellingen bleven dan ook niet uit. Later ziet men dat de langharige collie van uiterlijk verandert. Van de lange werkhond met een aansluitende vacht verandert de collie in een wat korter type met een overvloedige vacht.

GEDRAG,

In de rasstandaard staat het temperament van de collie beschreven als een hond met een vriendelijke aard zonder spoor van nervositeit of agressiviteit Tevens wordt er verteld over een onverstoorbare waardigheid.Van oudsher wordt er gesproken dat de collie voor de boer zijn kudden bij elkaar houdt; hieruit blijkt dat de collie van zichzelf een enorme "will-to-please" heeft en over een hoog intelligentie niveau beschikt. Zijn nieuwsgierigheid en schranderheid maken de collie tot een goede werkhond. Men moet zijn groot verstandige vermogen echter wel kunnen waarderen en begeleiden.Hij heeft graag iets te doen, leert snel, is graag gehoorzaam maar ook tamelijk zelfstandig. Door het isolement waar in de collie vroeger met zijn baas woonde, werd een vreemde bezoeker met de nodige voorzichtigheid benaderd. De collie mag dan ook iets gereserveerd zij tegenover vreemden Typisch voor de collie is dat hij eerst even op een afstand de kat uit de boom kijkt maar daarna ieder goed willende bezoeker vriendelijk tegemoet zal treden. Hij mag echter geen nerveus of agressief gedrag vertonen.Deze natuurlijke gereserveerdheid heeft niets te maken met angst.
De Schotse Herdershond langhaar u is een uitstekende gezinshond. Zijn aanhankelijkheid, vrolijkheid en speelsheid worden hoog gewaardeerd tevens maken zijn zachtaardigheid en verdraagzaamheid hem tot een uitstekende kindervriend, mits de kinderen goed opgevoed worden met wat ze wel en wat ze niet mogen doen met een hond. Ze kunnen heel goed in een roedel leven en passen zich makkelijk aan de gewoontes van een gezin aan. Ze zijn gemakkelijk met andere honden maar laten zich de kaas niet van het brood af eten. Ze hebben wel degelijk een territorium gedrag en dat betekent dat ze oplettend en waaks zijn.

Mede door de hierboven geschreven karakter eigenschappen en zijn bijzondere relatie met zijn baas is het wel degelijk mogelijk om met een langharige collie te werken. Er zijn hier in Nederland verschillende langharige collie die op gebied van behendigheid en gehoorzaamheid uitstekend presteren.

Kleur en Verzorging,

 

Drie kleuren zijn erkent;sable en wit ( elke schakering van licht goudkleurig tot rijk mahonie met zwarte punten), de tricolor( overwegend zwart met wit en rijke tan -kleurige aftekeningen aan benen en hoofd en blue merle met wit(overwegend helder zilverachtig blauw met zwarte spikkels of gemarmerd)
Hoewel men denkt dat de verzorging van de langharige collie veel tijd vraagt valt dat eigenlijk heel erg mee. De vacht moet juist niet te veel gekamd en geborsteld worden Wanneer de langharige collie gaat verharen is het zaak de losse vacht er helemaal goed uit te kammen.

 

 

Rasgroep: 1, sectie 1: Herdershonden.

Algemene verschijning: toont zich als een hond van grote schoonheid, die staat met onverstoorbare waardigheid, zonder dat een onderdeel in wanverhouding is met het geheel.

Kenmerken: lichaamsbouw en belijning verraden kracht en activiteit, zijn vrij van plompheid en zonder een spoor van grofheid. De expressie is van het grootste belang. Deze wordt verkregen door het samengaan van schedel en voorsnuit in perfecte balans, maat, vorm, kleur en plaatsing van de ogen, correct geplaatste en gedragen oren, daarbij de onderlinge verhoudingen tussen deze kwaliteiten in aanmerking nemend.

Aard: vriendelijke aard zonder een spoor van nervositeit of agressiviteit.

Hoofd en schedel: de kwaliteiten van het hoofd zijn van groot belang en moeten gezien worden in verhouding tot de grootte van de hond. Van voren of van opzij bezien lijkt het hoofd op een zuivere, goed afgestompte wig met een gladde omtrek. De schedel is vlak. De zijkanten zijn glad en lopen geleidelijk taps toe van de oren tot de zwarte neuspunt, zonder opvallende jukbeenderen en smalle snuit. In profiel bekeken liggen de bovenkant van de schedel en die van de snuit in twee parallelle rechte lijnen van gelijke lengte, gescheiden door een lichte maar waarneembare stop of onderbreking. Het middelpunt tussen de binnenste ooghoeken (wat het midden is van een correct geplaatste stop), is het lengte evenwichtspunt van het hoofd. Het einde van de gladde, goed ronde voorsnuit is stomp, nooit vierkant. De onderkaak is sterk en zuiver gemodelleerd. De schedeldiepte van de wenkbrauw tot de onderzijde van de kaak is nooit overmatig (deep through). De neuspunt is altijd zwart.

Gebit: tanden van goed formaat. Sterke kaken met een perfect, regelmatig en compleet schaargebit, dat wil zeggen de boventanden overlappen de ondertanden sluitend en staan haaks in de kaken.

Ogen: zeer belangrijk kenmerk, dat de zachte expressie geeft. De grootte is middelmatig (nooit erg klein). De ogen zijn enigszins schuin geplaatst, amandelvormig en donkerbruin gekleurd, behalve in het geval van blue merles, bij wie de ogen (één of beide, of een deel van één of beide) regelmatig blauw of blauw gevlekt zijn. De expressie is hoog intellligent, met een levendige, alerte oogopslag als de hond luistert.

Oren: k1ein, niet te dicht bij elkaar bovenop de schedel, maar ook niet te wijd uit elkaar. In rust naar achteren gedraaid, maar als de hond alert is, naar voren gebracht en gedeeltelijk rechtopstaand, met dien verstande dat ongeveer tweederde van het oor rechtop staat, terwijl eenderde op natuurlijke wijze naar voren tipt, tot onder de horizontale lijn.

Hals: gespierd, krachtig, tamelijk lang, goed gebogen.

Lichaam: in vergelijking met de hoogte is het lichaam iets lang. Sterke rug, die boven de lendenen iets welft. De ribben zijn goed gewelfd, de borst is diep en tamelijk breed achter de schouders.

Voorhand: de schouders liggen schuin en zijn goed gehoekt. De voorbenen zijn recht en gespierd, en draaien bij de ellebogen noch naar binnen, noch naar buiten. De botten zijn rond en matig van omvang.

Achterhand: de achterbenen zijn gespierd op de dijen, strak en pezig daar beneden. Goed gehoekte kniegewrichten. De hakken zijn tamelijk laag gesitueerd en krachtig.

Voeten: ovaal. De voetzolen hebben goede kussentjes. De tenen zijn gebogen en staan dicht tegen elkaar. De achtervoeten zijn iets minder gebogen.

Staart: lang; de wervels komen tenminste tot de punt van de hak. In rust laag gedragen, maar met een lichte opwaartse buiging aan de punt Bij opwinding mag de staart vrolijk worden gedragen, maar nooit over de rug.

Gangwerk/Beweging: de beweging is een specifiek karakteristiek van dit ras. Een goed gebouwde hond draait nooit zijn ellebogen naar buiten, maar in de beweging zet hij toch zijn voorvoeten verhoudingsgewijs dicht bij elkaar. Weven, kruisen of rollen zijn hoogst ongewenst. Van achteren bezien moeten de achterbenen van het hakgewricht tot de grond evenwijdig gaan, maar niet te dicht bij elkaar. Van opzij bezien is de beweging vloeiend. De achterbenen zijn krachtig en zorgen ruimschoots voor stuwkracht. Een redelijk lange en lichte pas is gewenst en moet moeiteloos ogen.

Vacht: passend over de belijning van het lichaam; zeer dicht. De bovenvacht is recht en voelt stug aan, de ondervacht is zacht en wollig en zeer gesloten, waardoor de huid bijna onzichtbaar is. Manen en bef zeer overvloedig, masker en gezicht kort behaard. De oren zijn kort behaard aan de tippen, maar dragen meer haar naar de basis toe. De voorbenen zijn rijk bevederd. De achterbenen hebben boven de hakken een rijk behaarde broek, maar zijn kort behaard onder het hakgewricht. Het haar op de staart is zeer overvloedig.

Kleur: de drie erkende kleuren zijn: sable en wit, tricolour en blue mede. Sable: elke schakering van licht goudkleurig tot rijk mahonie of donker met zwarte haarpunten. Lichte stro- of crèmekleur hoogst ongewenst. Tricoolour: overwegend zwart met rijke tan kleurige aftekeningen aan benen en hoofd. Een roestige tint in de bovenvacht is hoogst ongewenst. Blue mede: overwegend helder, zilverachtig blauw met zwarte spikkels of gemarmerd. Rijke tan aftekeningen hebben de voorkeur, maar het ontbreken ervan mag niet worden bestraft. Grote zwarte platen, leikleur of een roestige tint in boven- of ondervacht zijn hoogst ongewenst.

Wit aftekeningen: alle kleurslagen behoren in meer of mindere mate de voor de Collie typische witte aftekeningen te dragen. De volgende aftekeningen hebben de voorkeur: witte kraag, geheel of gedeeltelijk. Witte bef, benen en voeten en een witte staartpunt. Een bles op snuit en/of schedel is toegestaan.

Grootte: reuen: schouderhoogte 56-61 cm (22-24 inches); teven 51-56 cm (20-22 inches).

Fouten: elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de beoordeling van de ernst van de fout moet in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.